|
|
"Wij willen in onze tekeningen greep krijgen op de psychologie van het panopticum," zo schreven de kunstenaars in een mail, toen we voor het eerst contact hadden over hun project Panopticum Berlin waar ze sinds 2006 aan werken. Het bleek om een verzameling tekeningen te gaan die zich gestaag uitbreidt. Met een titel die al onderdak biedt aan werk dat nog gemaakt moet worden. De kunstenaars wisten, met andere woorden, dat ze een motief beet hadden dat voorlopig nog niet uitgeput was. Het ging, zo bleek later in hun atelier, om figuratief werk, met precisie en geduld gemaakt, waarop gebouwen of mensen zijn te zien. Twee typen tekeningen die steeds in combinaties naast elkaar worden getoond, waarbij de suggestie ontstaat dat de mensen en gebouwen iets met elkaar te maken hebben.
Het begrip panopticum dateert uit de 18e-eeuw en beschrijft in eerste instantie een bepaald type gevangenis, gebouwd als een cirkel (of halve cirkel) met in het midden een uitkijkpunt van waaruit alle cellen door een enkele bewaker in de gaten kunnen worden gehouden. Een uitgekiende vorm van architectuur, waarin de grote lege ruimte dient om de nodige zichtlijnen te garanderen vanuit de uitkijktoren. De macht en de controle over de gevangenen berust op het feit dat deze permanent geobserveerd worden, of althans geobserveerd kunnen worden. De gevangene kan niet zien of dat ook feitelijk gebeurt.
Controle met het oog, dat is ook de dimensie die in de context van het 21e-eeuwse panopticum van Wim Hardeman en Onno Schilstra van belang is. Het gaat hier om de blik. En om hoe er in het openbaar gekeken wordt. Het gaat daarbij niet exclusief om gevangenissen, de panoptische blik heeft zich uitgebreid, blijkt ook in gestichten, fabrieken en laboratoria te traceren. In allerlei situaties waarin mensen worden gesorteerd en gecontroleerd en waar de architectuur daarop is ingericht. Zo is het begrip ook gaan staan voor een manier van machtsuitoefening via de blik, die is verankerd in de architectuur. Een mechanisme dat Michel Foucault uitgebreid heeft beschreven in zijn Discipline, toezicht en straf. Voor de twee makers van het Panopticum Berlin is dat boek van grote betekenis. Je zou kunnen zeggen, hun werk is een verbeelding van wat in het boek is beschreven. Maar het is ook een verbeelding van de panoptische blik zoals die door de kunstenaars zelf wordt waargenomen, in heden en verleden. Hun panopticum, met daarachter de vraag of dat ook ons panopticum is. Dat ze hun werk deels in Berlijn maken is geen toeval. Het is een stad die hen veel panoptische kansen biedt.
In de tekeningen verschijnen behalve gevangenissen bijvoorbeeld ook verhoorkamers, publieke doucheruimtes, pleinen en laboratoria. Plekken waar de panoptische blik, als je dat zo kunt zeggen, bedreven wordt. De kunstenaars treden overigens niet per se op als ambassadeurs van die blik, evenmin als critici, maar eerder als gepassioneerde onderzoekers ervan. Als vorsers van kijkwijzen, die willen vaststellen wat voor variaties er zijn, hoe in de plattegrond van gebouwen een bepaald blikverkeer is vastgelegd, en wat dat verkeer vervolgens doet met degene die eraan onderworpen is. Hoe voelt dat, een panopticum?
De werken bestaan steeds uit een samenvoeging van twee typen tekeningen, door twee paar handen gemaakt. Een quatre-mains zogezegd, die enerzijds de plekken en gebouwen toont waar panoptisch wordt gekeken, en anderzijds de "slachtoffers" van de panoptische blik, ofwel: de mensen die te kijk zijn gesteld of die worden geobserveerd.
De eerste categorie tekeningen, de plekken en gebouwen, zijn uitgevoerd in zwarte dunne pen op wit papier. Ze hebben een grafische, documentaire uitstraling. Daarbij lijken het ook historische beelden te zijn, documenten uit een andere tijd, ook als dat feitelijk niet altijd het geval is. De tweede categorie tekeningen, met mensen, zijn met witte inkt getekend op papier dat eerst met zwarte gesso is bestreken. Dit werk zit dichter op de huid, ook al deelt het de documentaire distantie met de andere tekeningen. Maar de stijl is schilderachtiger en maakt de textuur van de afgebeelde personen voelbaar. Textuur is een vreemd woord als het over mensen gaat, maar het past hier. Want er wordt gekeken alsof mensen materie zijn met een textuur die je onder de microscoop zou kunnen leggen voor verder onderzoek.
Hoe zit het nu met de psychologie van deze panoptische wereld? Die komt te voorschijn in de wijze waarop de kunstenaars hem vertolken. Als ik de atmosfeer in een paar woorden zou moeten samenvatten, dan zou het zijn: Mooi maar ongemakkelijk. Aantrekkelijk maar dreigend. De mensen, dat zal niet verbazen, zien er nooit helemaal fijn uit, niet op hun gemak. Ze staan in het gelid om geïnspecteerd te worden. Of ze worden close up bekeken op eigenaardigheden. Het zijn exemplarische gevallen: een zieke, een freak, een misdadiger of nog een ander type. Maar de liefdevolle, onderzoekende tekenwijze verzacht hun omstandigheden, verzacht de harde klinische blik op hen. De kunstenaar haalt ze in zekere zin terug naar het leven, door ze als individu enig reliëf en kwetsbaarheid te geven. De tekeningen zou je zo schouwplaatsen kunnen noemen, waar je kunt bestuderen wat een objectiverende blik met iemand doet. Wat voor een effect die heeft op iemands gelaat en lichaamshouding. De ene persoon is sterk en laat zich niet zo makkelijk uit zijn evenwicht brengen. Maar de meeste mensen wel, worden aangetast door de panoptische blik. Voelen zich ongemakkelijk als er zo naar hen gekeken wordt. En dat is natuurlijk ook de bedoeling. De blik houdt hen in het gareel.
Het tegendeel van een harde, objectiverende blik, zoals die in een panopticum regeert, is er een die zich met het individu inlaat. Die naar innerlijk en karakter kijkt, naar kwaliteiten van een mens. Of een blik die compassie toont. Zo'n blik past niet in een panoptische gevangenis omdat daarmee het systeem verstoord zou worden. Dat werkt zolang de mens een pion is, een silhouet in tegenlicht dat zichtbaar is als hij in zijn cel beweegt. Een systeemtrouwe blik van de bewaker is een voorwaarde. Denk ook aan de nazi's die alleen dankzij zo'n systematische blik op de mens hun "program" konden uitvoeren. Zodra de ander een werkelijk individu wordt, met een geschiedenis, een geur en karakter, waar je mogelijk sympathie voor zou kunnen opbrengen, dan wordt de orde bedreigd. Het systeem vereist een onverschillig oog.
In het Panopticum Berlin vermengt zich de koele blik van het systeem, met een individueel gezichtspunt. Ik zie dat niet alleen in de manier hoe de mensen zijn getekend, maar ook in de weergave van de plekken en gebouwen. In zekere zin worden die geromantiseerd, verschijnen ze als verlaten monumenten. Als imponerende gebouwen uit een andere tijd waarin je rond zou willen dwalen, omdat ze met schoonheid en veel vernuft zijn gebouwd, ook al kan dat een kwaad vernuft zijn geweest. Al met al ontstaat er een merkwaardige mix van distantie tot dit panoptische systeem en fascinatie erdoor. Het Panopticum Berlin is, vermoed ik, vooral ontstaan uit interesse in de regie van het kijken. Zo'n interesse past immers bij kunstenaars, voor wie het kijken "core business" is en van wie je ook inzicht en ervaring daarin mag verwachten. En oog voor manipulaties.
Het onderzoek van de kunstenaars kan, als je hun spoor eenmaal volgt, makkelijk overspringen op andere situaties, op andere gebouwen, door de vraag te stellen hoe het kijken in het openbare leven is georganiseerd. Welke blikrichtingen zijn er bijvoorbeeld voorzien in shopping malls, parkeergarages of vliegvelden die we bezoeken en waar behalve over "routing" ook is nagedacht over een circuit van camera's dat mensen observeert? En hoe zit het met de blik die we in de media voorgeschoteld krijgen als we kijken naar beelden van verdachten of zieken of onaangepasten? Naar mensen die, via fotografie, als geval met een stigma worden gepresenteerd. Als dader, slachtoffer, geperverteerde of uitgerangeerde. Je voelt de blik die op hun schouders rust. Je voelt hoe het publieke oog hen raakt. En het komt voor dat zulke typen door het onverschillige oog van de media feitelijk al veroordeeld zijn, voordat ze ooit een rechter hebben kunnen zien. Eenvoudig omdat ze te kijk zijn gezet. Zo groot is de macht van de blik.
Terug naar het panopticum. Door een langzame techniek, door precisie, bewondering en bevraging komen de kunstenaars tot een meerstemmige vertolking van hun motief. Daarbij is niet zo eenduidig te lezen over welke tijd het precies gaat. En dat onbestemde tijdsbeeld werkt als kwaliteit. Het werk wordt een spiegel die via historische beelden de vraag terugkaatst wat er intussen van de panoptische blik is geworden.
Jurriaan Benschop, 2011 |
|
|